In februari 2023 twee aanvallen van nierstenen doorgemaakt. Een van vier dagen en een van elf dagen.
Een echo, buikfoto’s en een CT scan worden uitgevoerd. Een belevenis op zich. De steen echoot naar het apparaat dat hij een centimeter groot is. De neuroloog adviseert een operatie via de plasbuis en de urineleider. Een URS. Dat betekent door een katheter naar de blaas en een tweede van de blaas naar de nier. Die tweede, een zogenaamde JJ katheter, blijft twee weken zitten. Vergruizen in een niersteenvergruizer wordt niet succesvol geacht. Bovendien moet je de kleine steentjes uitplassen. Gezien de koliekpijn die ik bij de niersteen aanvallen ervaren heb, kijk ik daar niet naar uit.
Op 28 Juli is het zover. Om acht uur word ik op de nuchtere opname afdeling verwacht. De operatie is om half tien gepland. Wachten op een telefoontje van de OK. Ik krijg een operatie hemd aan en een badjas. Omdat ik geen pantoffels bij me heb, krijg ik een paar clocks. “Ik stuur het bed aan de voorkant. U hoeft alleen maar aan de achterkant te duwen,” zegt Saskia. Ik duw dus mijn “eigen” bed naar de OK. Achter het bed loopt ik door de gangen van het ziekenhuis. Het klok en hamer spel los onder de badjas. Ik voel me zoals een Schot die een kilt draagt met niets eronder. Ik ben een surrealistische setting beland. Even controleren of de badjas wel goed sluit. In de lift moet ik op knopje twee drukken. Vervolgens duwen we het bed naar de preoperatieve afdeling. Ik mag in bed gaan liggen en vermeld mijn geboorte datum uit eigen initiatief. Inderdaad, daar wilden ze net naar vragen. De badjas en de clocks gaan terug met Saskia naar de opname afdeling. Anja komt een infuus aanprikken. In mijn linker hand gaat het twee keer mis. Ze wordt een beetje nerveus en vraag een collega om hulp. In mijn rechter hand gaat het in een keer goed. Nu is het wachten op de OK. Nog een half uur, zie ik op de klok. Een half uur wachten in deze situatie duurt lang. Eindelijk is het dan zover. Deze keer hoef ik het bed niet zelf de duwen. Het bed wordt de OK ingeduwd. Ik moet wel zelf op de operatietafel gaan liggen. Ik snap dat ze niet met mijn 97 kilo willen gaan zeulen. De uroloog stelt zich voor en vraagt mijn geboorte datum. “Waar komt u voor,” vraagt hij. Het grapje “zweetvoeten” schoot door mijn hoofd, maar ik laat het achterwege om hier grapjes te maken. “Stenen in de linker nier,” zeg ik. De anesthesist stelt zich voor en zegt dat hij de narcose verzorgt. Ik prevel dat ik me voel wegza…… Het woord “wegzakken” maak ik niet af. Ik ben al van de wereld.
Ik open mijn ogen en zie verpleegkundigen, bedden en gordijnen. “Droom ik,” vraag ik. “Nee meneer u droomt niet,” zegt iemand. “Dat kan iedereen wel zeggen”, denk ik. Misschien droom ik dat antwoord van de zuster wel. Ik val weer in slaap en word wakker op de verpleegafdeling. Net voor de lunch. Ik rammel van de honger, want heb dertien uur niks gegeten. Ik spiek even onder de deken. Ik schrik van de dikte van de katheter. Zo’n zeven millimeter dik, schat ik hem. Geen pijn maar wel aandrang om te plassen. Ik heb het gevoel dat ik urine verlies en in mijn broek plas. De zak, die links aan mijn bed hangt, is gevuld met vocht dat de kleur heeft van rosé wijn. Rechts naast me staat een apparaat met een zak water. Het is aangesloten op het infuus. Het is ingesteld op 21 druppels per minuut. Na enig speuren op internet is dat 50 cc per uur. Een half glas wijn. Heleen komt op bezoek, eten, Heleen weer op bezoek. In de loop van de avond krijg ik de vraag of ik aan de wastafel mijn tanden wil poetsen. Ze willen me sowieso uit bed hebben. Ik krijg een broekje aan zodat ik niet half naakt over de zaal loop. Met links een zak en rechts het druppelapparaat wankel ik naar de wastafel en terug. Half zittend breng ik de nacht door om te voorkomen dat ik me omdraai in bed en schade aanricht bij de katheter of het druppelding.
Gedurende de nacht blijft het gevoel van aandrang. Normaal is dat een waarschuwing om wakker te worden om naar de wc te gaan. Het gevoel houd me uit de slaap. Ondanks dat, is de nacht redelijk snel voorbij. Na het ontbijt komt zuster Lidia. Het druppelapparaat wordt losgekoppeld. Er spuit een golf bloed uit het infuus. “Sorry er ging wat verkeerd”, zegt ze. Ze sluit een grote spuit aan op de katheter en vult de blaas met water. “Geef maar aan wanneer u aandrang voelt’, zegt ze tijdens het vullen van de blaas. Ik heb constant dat gevoel dus geef al snel aan dat het zover is. “Ik ga de katheter verwijderen”, zegt ze. Ze vraagt me om diep adem te halen. Niets vermoedend doe ik dat. Met een stevige ruk verwijderd ze de katheter. “Aaaaauuuuu”, roep ik door de zaal. Ik loop een PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis) op. In mijn hoofd nestelt zich voorgoed een angst voor katheters. “Er staat een fles in de badkamer. Daar moet u in plassen”, zegt Lidia. Ik heb het gevoel dat ik heel nodig moet, maar dat is bedrog. Slechts een bodempje met rood vocht vult even later de fles. Het is te weinig. “U moet veel drinken en het lang ophouden”, zegt de verpleegkundige. Ze geeft me een schouderklopje terwijl ik mijn tanden sta te poetsen. “Ik heb makkelijk praten”, voegt ze er aan toe. Ik werk een liter water naar binnen en wacht af. De volgende productie in de fles wordt genoeg bevonden. Ze maakt een echo van de blaas. Er rest slechts 50 cc in de blaas en dat wordt goed gekeurd. De uroloog van dienst komt langs. Hij geeft toestemming om me te ontslaan. ’s Middags om een uur of twee mag ik het pand verlaten. Heleen staat al in de startblokken. De prostaat blijft bij het urineren nog een paar dagen protesteren in de vorm van lichte pijnprikkels richting hersenen.
Epiloog.
Grote waardering voor het personeel in het WZA. (Willemina Ziekenhuis Assen) Als ik die Lidia van de katheter tegen kom in de stad dan boft ze niet. Nee hoor, ze kan een biertje van me krijgen. Ze deed haar werk vakkundig en snel, maar niet pijnloos.